In welke vorm kan ik ons idee het beste gieten?
Welke vorm is het meest geschikt voor het uitwisselen van je ideeën met anderen? Is een gesprekje aan de hand van een paar steekwoorden genoeg, moet je een tekening of een foto-collage maken of wordt je idee pas serieus genomen als je er minstens tien pagina’s geschreven tekst aan wijdt, met omslag en al? Dat antwoord hangt – vanzelfsprekend – af van je doel en je doelstelling. Aan wie wil je dit idee voorleggen, en waarom?
Als je samen met een buurvrouw op een lentedag op het idee bent gekomen voor een dorpsmoestuin – want veel huizen in het dorpscentrum hebben maar kleine tuinen – dan zul je in deze fase eerst moeten omschrijven wat dat idee precies inhoudt. Hoe groot moet die moestuin worden? Waar ligt deze precies in het dorp? Wie mag er meedoen? Waarom zou je zo’n moestuin aanleggen? Wanneer zou er begonnen kunnen worden? Hoe denk je dit voor elkaar te krijgen?
In dit stadium hoef je nog niet op alle vragen een antwoord te hebben, maar moet je wel proberen alvast na te denken over de antwoorden. Bedenk hoe mensen die aan de andere kant van de tafel zitten – je mogelijke partners, ondersteuners, participanten – op je idee zullen reageren en welke vragen ze zouden kunnen stellen. Dan ben je al een heel eind op weg. De vorm van de presentatie volgt dan eigenlijk vanzelf: een publiek dat dichtbij je staat heeft minder context en uitleg nodig: die weten al van alles over je dorp, de bewoners en hun behoeftes. Wil je je idee ook met groepen bespreken die minder dichtbij staan, dan zul je meer moeten uitleggen.
Bij alles geldt: ga niet alleen uit van wat je zelf weet, maar probeer in te schatten wat de ander, met wie je misschien wilt sparren of samenwerken, wel of niet weet. Wat heeft de ander nodig aan informatie over je initiatief?
Bijvoorbeeld in:
Toen de eerste plannen in 2014 ontstonden voor de wegverbreding van de N33 tussen Tjuchem en Steendam kwamen bezorgde burgers in het geweer. Samen met deskundigen sloeg de ‘Werkgroep N33 Tjuchem’ aan het bedenken, plannen en berekenen en kwam uiteindelijk met een variant (X1 genoemd) die het best zou zijn voor de dorpen en de omliggende gebieden.
Er werd goed naar de opdracht gekeken die Rijkswaterstaat gesteld had, en er werd geprobeerd de belangen van alle belanghebbenden in kaart te brengen: bevolking, landbouw, natuur, economie, recreatie en leefbaarheid. Bestuurders werden in een bus rondgereden door het gebied en op knelpunten en kansen gewezen, zonder meteen een oordeel te vellen.
Uiteindelijk werd voor deze ‘bewonersvariant’ gekozen. ‘De plannen van de omwonenden scoren het beste op verkeersveiligheid en bereikbaarheid van de noordelijke regio, twee belangrijke doelen van de verdubbeling,’ schreven de Provincie en het Ministerie in een gezamenlijke persverklaring.
Het plan van ‘Werkgroep N33 Tjuchem’ waren daarvoor instrumenteel, zowel de inhoud als de vorm.
Vragen om je idee beter te kunnen formuleren
- Wat? Wat houdt je idee precies in?
- Wie? Voor wie zou dit initiatief heel belangrijk kunnen zijn? (En voor wie iets minder?)
- Waar? Over welke plek gaat je idee? Waar vindt het initiatief plaats?
- Wanneer? Wanneer zou het moeten beginnen? Hoe lang gaat het duren?
- Hoe? Hoe kan je dit initiatief voor elkaar krijgen?