Onderwijs, vorming, cultuur en sport

Over de invulling van het reguliere onderwijscurrciculum heeft de gemeente weliswaar niet veel te zeggen, maar daarbuiten en –boven is er nog veel mogelijk op het gebied van aanvullende vorming, bijvoorbeeld op het gebied van cultuur, sport en andere vormingsmogelijkheden. Meestal zijn die in steden of naburige regionale kernen ruim aanwezig, maar niet alle dorpsbewoners kunnen of willen die uitstapjes telkens maken.

Dorpsbewoners vragen zich dus af: 

  • Hoe houden we het onderwijs bereikbaar?
  • Welke andere vormen van scholing en opleiding kunnen aangeboden worden?
  • Wat doen we aan verschillende vormen van sportieve tijdsbesteding en beweging?
  • Hoe zorgen we voor (talent)ontwikkeling qua sport en cultuur?
  • Hoe verbinden we onderwijs met gezondheid, welzijn, werk en inkomen?

Verenigingsleven sport, spel, cultuur en muziek, etc.

Wat wil ADA?

Samen met de gemeente een lokaal en regionaal stimulerende biotoop in stand houden of creëren op het gebied van sport, spel, cultuur en muziek. Verenigingen op dit gebied ondersteunen en helpen. We vragen hierbij ook in het bijzonder aandacht voor nieuwe initiatieven en samenwerkingen. 

Hoe kun je dit als gemeente voor elkaar krijgen? 

De gemeente heeft middelen en beleid om het verenigingsleven een steun in de rug te geven en hebben vaak via de huisvesting voor onderwijs, sport, welzijn of zorg ook een rol in het faciliteren van locaties (denk ook aan vergunningen). Ook geeft de gemeente (inkomens)steun aan dorpsbewoners ten behoeve van de toegankelijkheid van het verenigingsleven (bereikbaarheid en middelen). Gezien de spreiding van dorpen vereist dit ook een regionale afstemming. 

Hoe pas je dit toe als gemeente? 

Hoewel het verenigingsleven de facto een private aangelegenheid is, is het toch van groot belang voor de gemeente om hierbij een flinke vinger in de pap te houden – zeker als de dorpsbewoners daarom vragen. Verenigingen vergen vaak de inzet van veel vrijwilligers. De gemeente kan daarbij proberen de samenwerking met professionele instellingen te bevorderen en de balans tussen betaalde banen en het vrijwilligerswerk te bewaken.

Zo kunnen bijvoorbeeld schaatsverenigingen samen een collectieve schaatsbaan gebruiken, de denksporten ook in het dorpshuis terecht, kan er ook muziek gemaakt worden op de (rijdende) popschool als aanvulling op het regulier onderwijs, verzorgt de golfbaan ook een dorpsommetje en gebruikt de tennisclub dat stuk braakliggende grond naast het voormalige schooltje dat nu een dorpshuis is etc. Ook wanneer nieuwe aanbieders of initiatiefnemers zich melden kunnen gemeenten er zorg voor dragen dat collectieve voorzieningen gedeeld kunnen worden en dat de samenwerking bevordert wordt. 


Dorpscoöperaties en werkleerbedrijven

Wat wil ADA?

We vragen als dorpen om de regionale medewerking van de gemeente om ruimte te creëren voor werkend leren in ons dorpen. Daarbij kan de samenwerking worden gestimuleerd met het verenigingsleven en andere vrijwilligersorganisaties en dorpsorganisaties, en de relatie tussen Stad en Ommeland versterkt. 

Hoe kun je dit als gemeente voor elkaar krijgen?

Een deel van de reguliere personeelsbudgetten van de gemeente kan ingezet worden om werkleerplekken te creëren. Als randvoorwaarde kan de samenwerking met onderwijs- en kennisinstellingen (ook uit de steden) gehanteerd worden bij de samenwerking tussen gemeente en ons dorp. De gemeentelijke inzet kan zich verder ook op re-integratie trajecten richten en deze koppelen aan samenwerkingsprojecten. Zo kunnen reguliere middelen, inzet en organisatie gericht worden op de dorpen. Ook de huisvesting voor deze activiteiten (bijvoorbeeld in of aan het dorpshuis) speelt een belangrijke rol en kan onderdeel zijn van de randvoorwaarden voor een dorpshuis. 

Hoe pas je dit toe als gemeente? 

Door bijvoorbeeld te kijken of er stageplekken vervuld kunnen worden bij de dorpsvereniging, de dorpscoöperatie(s) en het verenigingsleven. Maar vooral ook om de regionale integratie van het onderwijs bij de dorpsactiviteiten en de gemeentelijke aanjaagfunctie daarin. Gemeenten spreken met de dorpen af dat bij de steun aan dorpsverenigingen, de coöperaties met de gemeenten en de huisvesting van diverse activiteiten en de gemeentelijke inzet op arbeidsparticipatie het creëren van werkleerplekken op een verantwoorde wijze deel uitmaakt van het bedrijfsplan. De gemeente overlegt daarbij met de onderwijs- en kennisinstellingen en coördineert de plannen. 


Verbreding onderwijs en vorming

Wat wil ADA?

Dat de gemeente een coöperatieve en coördinerende houding aanneemt ten aanzien van een mogelijke verbreding van het standaardcurriculum van het lokale onderwijs. Dat gaat bijvoorbeeld over sport, bewegen, spel, kunst, filosofie, muziek, ondernemerschap, digitalisering en informatiekunde etc. 

Hoe kun je dit als gemeente voor elkaar krijgen?

De gemeente heeft inhoudelijk weinig te zeggen over onderwijs, bijvoorbeeld over het verplichte curriculum of de organisatie van het onderwijs. Wel gaat de gemeente over de huisvesting, voert sportbeleid uit en zorgt voor bibliotheken en andere voorzieningen. Ook ziet de gemeente toe op de kwaliteit van de kinderopvang, heeft een verbinding met het verenigingsleven en vrijwilligersorganisaties en kan in lokale dorpscoöperaties of wijkbedrijven participeren.

Door in de huisvesting en het beleid te sturen op het verbreden van het standaardleerpakket van onderwijs- en vormingsinstellingen kan met de dorpen vraag en aanbod op onderwijsgebied samengebracht worden. Ook bij de inzet van middelen voor verenigingen, coöperaties en onderwijs(huisvesting) kan gestuurd worden op het belang van een bredere vorming en de bereikbaarheid daarvan (letterlijk en figuurlijk).

Een regionale aanpak waarbij de steden en de dorpen elkaar versterken is daarbij niet uit te sluiten. Veel dorpen zijn met name aangewezen op de steden en regionale kernen voor het extra aanbod. Wat betreft de bereikbaarheid voor kinderen van ouders met (te) weinig inkomen kunnen gemeenten (inkomens)steun verlenen of vervoer aanbieden daar waar andere oplossingen niet mogelijk blijken. 

Hoe pas je dit toe als gemeente? 

Door het ontwikkelen van multifunctionele accommodaties waarbij naast dorpshuis, school, kinderopvang, dagbesteding, vrijwilligerswerk, verenigingsleven, sportlocatie en (gezondheid)zorg ook ruimte is voor extra onderwijsprogramma voor sport, bewegen, spel, kunst, filosofie, muziek, ondernemerschap, digitalisering en informatiekunde etc.

Daarnaast kunnen gemeenten de samenwerking bevorderen door bij hun steun aan diverse verenigingen en organisaties ook inzet te vragen op het aanbieden een breder onderwijspakket en een verlengde schooldag. Gemeenten kunnen ook een coördinerende rol bij regionale samenwerking spelen, bijvoorbeeld met onderwijsinstellingen, kinderopvang, verenigingen, -organisaties en –aanbieders. Vraag, aanbod en de kwaliteit dienen hierbij goed bewaakt worden.

Niet onbelangrijk is daarbij de noodzaak om alle kinderen financieel de mogelijkheid te geven om deel te nemen door bijvoorbeeld een kortingspas of regeling en te zorgen voor voldoende lokale vervoersmogelijkheden naar- en gezonde voeding tijdens het programma. Het programma kan ook naar de kinderen toegebracht worden (voorbeelden: bibliobus, rijdende popschool, kunst- en filosofie-lab etc.).

Ook zouden bijvoorbeeld de mogelijkheden voor buitenscholen of zomerscholen ruimtelijk en programmatisch bevorderd kunnen worden door hiervoor plekken te creëren. Dorpen in de regio kunnen hierin samenwerken met bijvoorbeeld thematische coöperaties of -organisaties welke een (specialistisch) deel van het programma kunnen verzorgen. Onderwijsinstellingen kunnen vervolgens de vrije ruimte in hun pakket gebruiken om hier gebruik van te maken.